Maandag 20 juni 2011
Dit is alweer de derde excursie bij het Kennemermeer en er valt nog van alles te ontdekken. Zoals een rupsje van een hermelijnvlinder, misschien zelfs wel de wilgenhermelijnvlinder, daar ben ik nog niet achter. De sprieten zijn niet de antennes wat ik eerst dacht, maar ze zitten aan de achterkant.
De duinkonijntjes zijn niet erg schuw.
De larven van deze blauwe wants zitten ook in de buurt en die zijn rood met zwart.
Ik maak de anderen attent op de kleverige ogentroost die zelfs de oude rotten in het vak nog nooit gezien hadden. De klierhaartjes zitten zelfs op het gele blad van de bloem.
Een ieniemienie: het geelhartje.
Nachtsilene.
De parnassia bloeit al volop.
Het blauwgroene gras heet zandhaver.